Prose
Pompstation
Zij leken niet te begrijpen datgeen wat er in mijn hoofd afspeelde.
5 jaar oud en inmiddels papa mama nummer 9 aangetikt.
Dat als je als huisje boompje beestje, algemeen beschaafd gezin misschien iets langer moet nadenken. Zo van ik haal een getraumatiseerd kind in huis om het gezin uit te breiden zonder puffen of hijgen. Niet wetende dat ik ze onbedoeld het moeilijker ging maken dan een negen maand durende zwangerschap.
In de auto opweg van tehuis naar een twee onder een kaphuis, een korte stop.
Bij het pompstation gillen en krijsen, boze vreemdelingen aan stuur. proberen je de mond te snoeren. Niet wetende dat het pompstation symbool stond voor ruzies, uit de auto gezette moeder en gillende banden die wegreden. Alleen achter gelaten was niet alleen zij maar ook ik.
Want wie had dat gedacht, dat een pompstation meer is dan alleen tanken.
Nagelbijten
Hetgeen dat de orthodontist in Arnhem mij verbood. Maar stiekem 10 jaar later nog al te graag doe, kauwend op een afgebroken stukje. Ik kan er mijn neppe voortanden door kwijtraken maar daar doe ik niet aan. Dat heb ik vroeger afgeklopt op mijn boomhutbed.
De kleine jongen die de achternaam nagels droeg deed zijn naam niet eer met zijn half afgeknauwde vingertoppen.
Maar nu draag ik de naam ista, die vaak verward wordt met Instagram, zo ook sporadisch bij de coffeeshop waar ik na een boks en een woordgrapje mijn wiet mag halen.
Nagelbijten dat deed nagels en doet ista nog steeds.
De Fendert
De plek waar ik mij als kind afsloot voor alle puberale jongemannen die een obsessie hadden met trekkers, scooters en wapenspelletjes in het bos tegenover Frans Bauer.
De plek waar het begrip ons kent ons de overtoom heeft. En waar ik verlangens creëerde om onzichtbaar rond te zwerven met mijn skateboard onder mijn armen.
De plek waar ik als kassajongen dezelfde baan had als de buurvrouw, al was het voor mij om frikandelbroodjes te kopen en niet om mijn zoon en dochter, die beide op 30ste nog thuiswoonden te onderhouden. Ik blame het hun niet, de huizenmarkt is nu eenmaal kut.
De plek waar mijn enige vriend van daar zich er later nog wonen zag. Maar ik niet, ik was het dorp ontgroeid en had verlangen naar meer.
De plek waarover mij al te graag werd verteld, je bent hier opgegroeid voor een veilige jeugd. Maar eerlijk heeft het mij eerder beschadigd.
De plek die ik heb ontvlucht, maanden lang en nu nogsteeds. Heb ik nu een plekje gegeven, bus 117 neem ik nu niet meer en niet enkel alleen door de slechte dienstregeling. Zie jezelf maar ongezien te weten ontsnappen uit zo’n klein boerendorp.
Vroeger wilde ik vakantieparkmanager worden
Manager van zoiets als Sporthuiscentrum zoals het vroeger heette. Toen ik nog verdrongen rondzwom in de balzak van een voor mij nogsteeds onbekende man.
Ik had een vertekend beeld van wat die baan nu daadwerkelijk inhield. Zo tekende ik als kind met lineaal en fineliner het hele subtropische zwembad met de 300 bijhorende huisjes op een paar aan elkaar geplakte vellen printpapier. Zo maakte ik er dan een stuk of 4 per jaar en had het idee dat dit ook hetgeen was dat zo’n parkmanager de hele dag deed.
Dat op papier was verzonnen of bestond al en dat was het fijne ervan. Het scheppen van een nieuwe plek. Een eigen huisje en afgezonderd van de buitenwereld. Die plek werd genoemd “Centerparcs”.
Met die passie van vroeger kwam ik een halfjaar terecht bij de iets minder gezellige variant. de Katjeskelder, of zoals jongeren bij de receptie het liever noemde “de pussybasement”
Maar na een paar weken de manager meermaals te zien rennen naar de parking waar er mannen televisies in bussen laadden onder het genot van wiet en drank, besloot ik dat ik deze afgezonderde droomwereld misschien toch maar beter kon achterlaten.
Zij leken niet te begrijpen datgeen wat er in mijn hoofd afspeelde.
5 jaar oud en inmiddels papa mama nummer 9 aangetikt.
Dat als je als huisje boompje beestje, algemeen beschaafd gezin misschien iets langer moet nadenken. Zo van ik haal een getraumatiseerd kind in huis om het gezin uit te breiden zonder puffen of hijgen. Niet wetende dat ik ze onbedoeld het moeilijker ging maken dan een negen maand durende zwangerschap.
In de auto opweg van tehuis naar een twee onder een kaphuis, een korte stop.
Bij het pompstation gillen en krijsen, boze vreemdelingen aan stuur. proberen je de mond te snoeren. Niet wetende dat het pompstation symbool stond voor ruzies, uit de auto gezette moeder en gillende banden die wegreden. Alleen achter gelaten was niet alleen zij maar ook ik.
Want wie had dat gedacht, dat een pompstation meer is dan alleen tanken.
Nagelbijten
Hetgeen dat de orthodontist in Arnhem mij verbood. Maar stiekem 10 jaar later nog al te graag doe, kauwend op een afgebroken stukje. Ik kan er mijn neppe voortanden door kwijtraken maar daar doe ik niet aan. Dat heb ik vroeger afgeklopt op mijn boomhutbed.
De kleine jongen die de achternaam nagels droeg deed zijn naam niet eer met zijn half afgeknauwde vingertoppen.
Maar nu draag ik de naam ista, die vaak verward wordt met Instagram, zo ook sporadisch bij de coffeeshop waar ik na een boks en een woordgrapje mijn wiet mag halen.
Nagelbijten dat deed nagels en doet ista nog steeds.
De Fendert
De plek waar ik mij als kind afsloot voor alle puberale jongemannen die een obsessie hadden met trekkers, scooters en wapenspelletjes in het bos tegenover Frans Bauer.
De plek waar het begrip ons kent ons de overtoom heeft. En waar ik verlangens creëerde om onzichtbaar rond te zwerven met mijn skateboard onder mijn armen.
De plek waar ik als kassajongen dezelfde baan had als de buurvrouw, al was het voor mij om frikandelbroodjes te kopen en niet om mijn zoon en dochter, die beide op 30ste nog thuiswoonden te onderhouden. Ik blame het hun niet, de huizenmarkt is nu eenmaal kut.
De plek waar mijn enige vriend van daar zich er later nog wonen zag. Maar ik niet, ik was het dorp ontgroeid en had verlangen naar meer.
De plek waarover mij al te graag werd verteld, je bent hier opgegroeid voor een veilige jeugd. Maar eerlijk heeft het mij eerder beschadigd.
De plek die ik heb ontvlucht, maanden lang en nu nogsteeds. Heb ik nu een plekje gegeven, bus 117 neem ik nu niet meer en niet enkel alleen door de slechte dienstregeling. Zie jezelf maar ongezien te weten ontsnappen uit zo’n klein boerendorp.
Vroeger wilde ik vakantieparkmanager worden
Manager van zoiets als Sporthuiscentrum zoals het vroeger heette. Toen ik nog verdrongen rondzwom in de balzak van een voor mij nogsteeds onbekende man.
Ik had een vertekend beeld van wat die baan nu daadwerkelijk inhield. Zo tekende ik als kind met lineaal en fineliner het hele subtropische zwembad met de 300 bijhorende huisjes op een paar aan elkaar geplakte vellen printpapier. Zo maakte ik er dan een stuk of 4 per jaar en had het idee dat dit ook hetgeen was dat zo’n parkmanager de hele dag deed.
Dat op papier was verzonnen of bestond al en dat was het fijne ervan. Het scheppen van een nieuwe plek. Een eigen huisje en afgezonderd van de buitenwereld. Die plek werd genoemd “Centerparcs”.
Met die passie van vroeger kwam ik een halfjaar terecht bij de iets minder gezellige variant. de Katjeskelder, of zoals jongeren bij de receptie het liever noemde “de pussybasement”
Maar na een paar weken de manager meermaals te zien rennen naar de parking waar er mannen televisies in bussen laadden onder het genot van wiet en drank, besloot ik dat ik deze afgezonderde droomwereld misschien toch maar beter kon achterlaten.
Brabantplein
De plek die mij een nicotineverslaving heeft toebedeeld.
Een kamer met stof, veel stof, heel veel stof.
Een Haard in de ruimte zonder vuur of vlam maar nog wel de restanten van wat er opgebrand is. De vele sigaretten in de asbak buiten. Allemaal van mij en alleen van mij. Daar waar buiten, rook in de longen de enige uitweg was om in op te gaan.
Blies ik in mei het hoofdstuk uit.
Het witte gordijn
Eerst donkerblauw, nu slechts een slap aftreksel van de Ikea die de zon niet eens verduisteren kan. Ik doe afstand van alles dat ik dicht bij me gehouden heb, vuilniszakken vol kleding, meubelstukken, dekbedovertrekken en prullaria zodat ik lichter kan rondzweven door de stad. Van plek tot plek. Door die zogenaamde inflatie krimpt mijn inboedel alleen maar. Uiteindelijk houd ik er niet veel van over en ben ik ook niet ver gevlogen. Ik hang stil als een zwaluw die op 3 kilometer hoog een dutje doet, wordt wakker want het licht schijnt al weer door.
De kidz
Ik heb mijzelf opgevoed in de krochten van van wat men het kindertehuis noemt.
Een plek waar verdwaalde kinderen de overtoon hebben en waar ouders zo nu en dan op afspraak langskomen.
Ik heb meerdere keren geprobeerd te vluchten. Maar was op 4 jarige leeftijd al bewust van de consequenties dat het volwassenleven met zich meebrengt. De poort stond open voor een gesloten instelling. Gemakkelijk was het niet.
Daar waar je cd-speler met microfoon fungeerde als toevluchtsoord, meezingen met nummers zoals crazy frog en Ernst Bobbie en de rest. Werd iets moois je maar al te graag afgepakt. Mijn toevluchtsoord lag dan ook snel op de harde tegels gebroken, cd’s speelde dan nog enkel met haperingen bij iedere zin. Ik was er kapot van en zo duurde dat nog jaren.
De kidz (2)
Een plek waar er wordt gevecht om het hebben van ouderschap en waar er onrust ontstaat wanneer een vondeling een thuis toegewezen krijgt. Rennend achter de auto waar je een kind vanuit de achterruit gedag zwaait. Je mag op voorgoed, zo noemden ze dat mooi. Weg van de krochten van de hel.
Langzaamaan verdwijnt de oude garde en komen er steeds meer nieuwe vondelingen. Plots blijf je steeds meer alleen achter.
Ik heb er ruzie gemaakt om het upgraden van die kleine rotkamer, waarom mocht ik toch niet de grotere op de hoek, ik ben hier toch al het langst?
Er werd mij verteld dat het kwam omdat ik geen spullen had, niet genoeg in ieder geval. Mijn zogenaamde bezittingen stonden te verstoffen in een kinderkamer in Bergen op Zoom, ik heb ze nooit meer aangeraakt. Want hij kon z’n handen niet thuislaten.
Speeddaten met de zoveelste volwassen die je opleggen hun papa en mama te noemen, het duurde nooit lang. Ze kwamen en gingen net als de vondelingen.
Nadat ik ze allemaal uit het oog ben verloren, heb ik niemand meer zo genoemd.
Pschychiatrisch centrum
Mij werd verteld dat je door wiet en drank een psychose kon krijgen want dat zit in je genen.
Gezegd werd dat mijn moeder daar aanleg voor heeft en dat heb ik geweten. Zo heb ik haar dan ook meerdere keren opgezocht in een instelling.
Van hot naar her gingen we, onder begeleiding van maar op moment van ontmoeting met een verward persoon sta je er alleen voor.
Starend met die glazen ogen keek je mij aan. Een scheve verstandhouding hebben we met elkaar. Jij houdt van mij maar ik niet van jou, maar dit keer liet je mij koud en tevergeefs probeerde ik je warmte te geven in de vorm van een bordspelletje in de deze steriele ruimte.
Die glazen ogen van je heb ik niet lang gezien, ontweek mij met je blik en verrachte mij, je kind.Vervolgens vluchtte je weg en verschoolde jezelf in je kamer.
Verbijsterd en wel werd ook mij de ruimte ontzegd en verliet ik na enkele minuten het terrein met een verwarde blik. Net als jouw glazen ogen kon ik ook jou ook een lange tijd niet meer zien.
De plek die mij een nicotineverslaving heeft toebedeeld.
Een kamer met stof, veel stof, heel veel stof.
Een Haard in de ruimte zonder vuur of vlam maar nog wel de restanten van wat er opgebrand is. De vele sigaretten in de asbak buiten. Allemaal van mij en alleen van mij. Daar waar buiten, rook in de longen de enige uitweg was om in op te gaan.
Blies ik in mei het hoofdstuk uit.
Het witte gordijn
Eerst donkerblauw, nu slechts een slap aftreksel van de Ikea die de zon niet eens verduisteren kan. Ik doe afstand van alles dat ik dicht bij me gehouden heb, vuilniszakken vol kleding, meubelstukken, dekbedovertrekken en prullaria zodat ik lichter kan rondzweven door de stad. Van plek tot plek. Door die zogenaamde inflatie krimpt mijn inboedel alleen maar. Uiteindelijk houd ik er niet veel van over en ben ik ook niet ver gevlogen. Ik hang stil als een zwaluw die op 3 kilometer hoog een dutje doet, wordt wakker want het licht schijnt al weer door.
De kidz
Ik heb mijzelf opgevoed in de krochten van van wat men het kindertehuis noemt.
Een plek waar verdwaalde kinderen de overtoon hebben en waar ouders zo nu en dan op afspraak langskomen.
Ik heb meerdere keren geprobeerd te vluchten. Maar was op 4 jarige leeftijd al bewust van de consequenties dat het volwassenleven met zich meebrengt. De poort stond open voor een gesloten instelling. Gemakkelijk was het niet.
Daar waar je cd-speler met microfoon fungeerde als toevluchtsoord, meezingen met nummers zoals crazy frog en Ernst Bobbie en de rest. Werd iets moois je maar al te graag afgepakt. Mijn toevluchtsoord lag dan ook snel op de harde tegels gebroken, cd’s speelde dan nog enkel met haperingen bij iedere zin. Ik was er kapot van en zo duurde dat nog jaren.
De kidz (2)
Een plek waar er wordt gevecht om het hebben van ouderschap en waar er onrust ontstaat wanneer een vondeling een thuis toegewezen krijgt. Rennend achter de auto waar je een kind vanuit de achterruit gedag zwaait. Je mag op voorgoed, zo noemden ze dat mooi. Weg van de krochten van de hel.
Langzaamaan verdwijnt de oude garde en komen er steeds meer nieuwe vondelingen. Plots blijf je steeds meer alleen achter.
Ik heb er ruzie gemaakt om het upgraden van die kleine rotkamer, waarom mocht ik toch niet de grotere op de hoek, ik ben hier toch al het langst?
Er werd mij verteld dat het kwam omdat ik geen spullen had, niet genoeg in ieder geval. Mijn zogenaamde bezittingen stonden te verstoffen in een kinderkamer in Bergen op Zoom, ik heb ze nooit meer aangeraakt. Want hij kon z’n handen niet thuislaten.
Speeddaten met de zoveelste volwassen die je opleggen hun papa en mama te noemen, het duurde nooit lang. Ze kwamen en gingen net als de vondelingen.
Nadat ik ze allemaal uit het oog ben verloren, heb ik niemand meer zo genoemd.
Pschychiatrisch centrum
Mij werd verteld dat je door wiet en drank een psychose kon krijgen want dat zit in je genen.
Gezegd werd dat mijn moeder daar aanleg voor heeft en dat heb ik geweten. Zo heb ik haar dan ook meerdere keren opgezocht in een instelling.
Van hot naar her gingen we, onder begeleiding van maar op moment van ontmoeting met een verward persoon sta je er alleen voor.
Starend met die glazen ogen keek je mij aan. Een scheve verstandhouding hebben we met elkaar. Jij houdt van mij maar ik niet van jou, maar dit keer liet je mij koud en tevergeefs probeerde ik je warmte te geven in de vorm van een bordspelletje in de deze steriele ruimte.
Die glazen ogen van je heb ik niet lang gezien, ontweek mij met je blik en verrachte mij, je kind.Vervolgens vluchtte je weg en verschoolde jezelf in je kamer.
Verbijsterd en wel werd ook mij de ruimte ontzegd en verliet ik na enkele minuten het terrein met een verwarde blik. Net als jouw glazen ogen kon ik ook jou ook een lange tijd niet meer zien.